In de vroege ochtend van 16 mei 1940 zette het vrachtschip ss de Vliestroom een groep Duitse kwartiermakers af op de kade van Terschelling. De eerste soldatenlaarzen klonken over het eiland, een geluid dat pas op 5 juni 1945 zou verstommen. De bezetting van Terschelling begon officieel, een periode waarin het geïsoleerde Waddeneiland werd getransformeerd in een strategisch bolwerk van de Duitse Atlantikwall.
Al op 11 mei 1940 waren de bewoners gewaarschuwd. Het luchtalarm loeide toen drie Duitse gevechtsvliegtuigen boven het eiland verschenen. Een van de toestellen werd neergehaald en de bemanning werd uit zee gered. De komst van deze Duitsers markeerde de eerste ontmoeting van het eiland met de oorlog. Maar de echte bezetting begon enkele dagen later, op 16 mei. De Nederlandse vlag op de vuurtoren Brandaris en het loodskantoor werd vervangen door de hakenkruisvlag, en alle Nederlandse militairen op het eiland werden krijgsgevangen gemaakt. Begin juni mochten zij terugkeren naar het vasteland, maar het isolement van Terschelling was inmiddels een feit.
Voor de Duitsers had Terschelling een cruciale positie in de verdediging tegen geallieerde acties op de Noordzee. Aanvankelijk werden er veertig Duitse soldaten gestationeerd, maar dat aantal groeide in de loop van de oorlog uit tot ongeveer 1.000 tot 2.200 manschappen. Bij een eilandbevolking van 3.300 zielen betekende dit dat er gemiddeld één Duitse militair was per twee tot drie inwoners.
Onderdeel van de Duitse verdedigingsstrategie was de bouw van de Atlantikwall, een reeks bunkers, radarinstallaties en andere versterkingen langs de West-Europese kust. Terschelling werd een belangrijk schakelpunt in dit systeem. De Tiger-stelling bij West-Terschelling fungeerde als zenuwcentrum voor radarobservaties. Hier konden de Duitsers vliegbewegingen tot ver in Engeland waarnemen, mits de weersomstandigheden gunstig waren. Deze innovatieve technologie gaf hen een tactisch voordeel in de luchtoorlog, hoewel de effectiviteit van het systeem in de loop van de oorlog afnam.
Het dagelijkse leven op Terschelling veranderde ingrijpend. Grote delen van het eiland werden tot spergebied verklaard, waardoor de bewegingsvrijheid van de bewoners sterk werd beperkt. Toerisme, ooit een bron van inkomsten, kwam vrijwel tot stilstand. Duitse soldaten werden ingekwartierd bij gezinnen en officieren namen hun intrek in de beste hotels. Aanvankelijk verliep het contact tussen de bezetters en de bewoners relatief gemoedelijk, maar naarmate de oorlog vorderde, groeide de spanning.
Op economisch en sociaal vlak drukte de oorlog een zwaar stempel. De mannen van Terschelling werden ingezet bij de bouw van bunkers en andere verdedigingswerken. Dit gebeurde eerst op vrijwillige basis, maar later werden arbeiders van het vasteland naar het eiland gebracht. Tegelijkertijd werden de bewoners geconfronteerd met de gruwelen van de oorlog. Gewonden en doden, zowel Duitsers als geallieerden, werden naar het eiland gebracht. Voor veel jongeren was dit hun eerste confrontatie met de dood.
De luchtoorlog speelde zich regelmatig af boven de Noordzee en de Waddenzee. Duitse luchtafweerbatterijen op Terschelling waren verantwoordelijk voor het neerschieten van geallieerde vliegtuigen. Een dramatisch voorbeeld was de Halifax DK203, die op 3 oktober 1943 brandend neerkwam bij Hoorn. De bemanning vond de dood en werd begraven op het eiland.
De zee was eveneens een strijdtoneel. Schepen van Terschellinger afkomst werden regelmatig slachtoffer van Duitse aanvallen. In totaal verloren 43 Terschellingers het leven op zee. Het ss Ottoland, dat op 5 oktober 1940 op een mijn liep, was een van de vele schepen die de oorlog niet overleefden. Kapitein Jan Swart, die met de motortanker Mijdrecht een heroïsche strijd voerde tegen Duitse U-boten, werd na de oorlog onderscheiden voor zijn moed.
Op 5 mei 1945 werd Nederland officieel bevrijd, maar op Terschelling bleven de Duitse soldaten nog wekenlang bewapend rondlopen. Pas op 30 mei 1945 werd het eiland formeel bevrijd en op 5 juni vertrokken de laatste Duitse troepen. De sporen van de bezetting waren echter blijvend. De bunkers van de Tiger-stelling staan er nog steeds als stille getuigen van een donkere periode in de geschiedenis van het eiland.
De oorlog eiste een zware tol. Naast de slachtoffers op zee en in concentratiekampen vonden twee inwoners van Terschelling de dood door oorlogsgeweld op het eiland zelf. Ondanks de schijnbare rust in het begin, heeft de bezetting diepe wonden achtergelaten in de gemeenschap. Maar net als de Brandaris bleef het eiland overeind, een symbool van veerkracht in een stormachtige tijd.
Wil je persoonlijke tips voor je vakantie? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief